06-31069157 info@tanjao.nl
Deel 27: Koekenmannetje

Deel 27: Koekenmannetje

Ondertussen word ik mij weer even bewust van mijn lichaam op de driezitsbank met mijn hoofd ondersteund door het kussentje. Ik lig comfortabel en datzelfde geldt voor mijn alter ego Sylvia die in de bioscoopstoel nog steeds op het schermpje probeert te kijken van de smartphone van de Sylvia uit 2014. Ik grinnik zachtjes als ik me bedenk dat ik nu te maken heb met drie Sylvia’s in verschillende stadia van zijn. Ondanks mijn schik in het hier en nu, besluit ik, zonder mij te bewegen, mijn zelfhypnose sessie voort te zetten.

Wat belangrijk is, is dat ik mijn bewustzijn weet te verschuiven van dit hier en nu naar de Sylvia van gisteravond en dat doe ik via de Sylvia in de bioscoop. Zodoende laat ik mijn bewustzijn in het lichaam van Sylvia in de stoel glijden en loop naar het podium toe waar het bioscoopscherm groot boven haar uit toornt. Via het kleine trappetje kan ze het podium betreden en ze loopt door tot ze voor het levensgrote beeld staat van de scene uit 2014. Gelukkig is in de magische wereld van het onderbewustzijn alles mogelijk en zodoende stapt de Sylvia in mijn hypnosesessie in het lichaam van de Sylvia in die daar rustig in haar bed ligt.

Nu ik met mijn aandacht in het lichaam van mezelf van gisteravond zit, hoop ik op het schermpje van mijn Samsung te kunnen kijken. Ik kom overeind in bed en reik naar links, waar de smartphone op mijn matras ligt. Zodra ik het mobiel heb opgepakt, ben ik in staat daadwerkelijk het beeldschermpje te zien. YouTube staat aan en te oordelen naar de mooi gekleurde figuren en prachtige natuurgezichten van de video, gaat het hier om een meditatie. Ik ben echter niet in staat om te zien welke meditatie het is. Ik vermoed dat dit wel van belang is, omdat het beluisteren van deze meditatie het laatste is wat ik heb gedaan in 2014. Toch?

Ik buig mezelf over het schermpje heen en probeer te kijken of de titel van de video in beeld staat, maar ik kan niets ontdekken. Dan tik ik voorzichtig op het scherm, maar nog steeds komen er geen details in beeld. Vervolgens draai ik de telefoon een kwart slag, zodat ik deze verticaal in mijn hand heb en zo waar komt er onder de video een tekst tevoorschijn. Maar hoe hard ik ook probeer de letters te lezen, het enige wat ik zie is wazige tekst. Net zoals proberen een tekst in een droom te lezen een kansloze operatie is, is hier iets zinnigs uit ontwaren een even zinloze actie. Ik merk dat ik gefrustreerd begin te raken.

Terug gaan naar het hier en nu lijkt me op dit moment de enige oplossing en als ik mijn ogen open ben ik met mijn bewustzijn weer terug op de ribcordbank in mijn voormalige woonkamer. Ik wrijf geïrriteerd in mijn ogen en kom met een zwaai overeind. “We hebben het hier verdorie niet over een regressie naar het stenen tijdperk.” Mopper ik binnensmonds. “Ik hoef alleen naar gisteravond terug. In de volgende eeuw.” Voeg ik er met een ironische ondertoon bij. Terwijl ik mijn ellebogen op mijn knieën steun en mijn hoofd in mijn handen vast houd, zucht ik diep. Ik begrijp niet waarom ik me niet kan herinneren wat ik gisteravond voor het slapen gaan precies voor YouTube video heb gekeken. Gedurende de volgende ogenblikken wordt er echter ineens een herinnering duidelijk. “Ik ben in slaap gevallen tijdens het luisteren van de meditatie!” Roep ik uit, terwijl ik opsta en het vest dat ik over me heen had liggen naast me op de bank gooi. Om beter te kunnen terugdenken begin ik te ijsberen door de kamer en houd ik daarbij het puntje van mijn kin vast, alsof ik een of andere beroemde filosoof ben.

Klaarblijkelijk ben ik dus in slaap gevallen tijdens het beluisteren van de meditatie, waarbij de gedachte me niet loslaat of ik wel in slaap ben gevallen of dat mijn bewustzijn vannacht in een soort droomstaat terug naar dit jaar is gegaan. “Misschien droom ik dit gewoon wel allemaal en is het gewoon een grote lucide droom.” Ik glimlach onbewust en bedenk me dat de oplossing voor mijn probleem wel eens zou kunnen liggen in het eenvoudigweg gaan slapen vanavond, zodat ik morgenochtend kan wakker worden in mijn eigen eeuw. Dat droom en werkelijkheid door elkaar lopen heb ik het afgelopen uur wel gemerkt. Maar ik realiseer me ook dat het oplossen van mijn problemen hoogstwaarschijnlijk meer voeten in de aarde gaat hebben.

Schoot het me maar te binnen welke meditatie het nou precies was gisteravond. Het frustreert me enorm dat ik momenteel aan het rondjes lopen ben in een lang gesloopte studentenwoning uit 1999, maar me niet kan herinneren wat ik gisteravond in 2014 als laatste heb geluisterd voordat in slaap viel. Dan kom ik tot stilstand voor mijn bureau en probeer met beide handpalmen tegen mijn hoofd aan als het ware de herinnering uit me te persen. Voor mijn geestesoog zie ik het Samsung beeldschermpje heen en weer bewegen alsof het de draak met me steekt. “Pak me dan, als je kan, je kan me toch niet pakken, ik ben de Samsung-man.” Galmt de verbastering van het kinderboekje ‘Het koekenmannetje’ door mijn hoofd.

“Stomme rotzooi!” Scheld ik het uit en trap met al mijn opgekropte fustratie hard tegen een doos die op de grond naast het bureau staat. Hoewel bureau een groot woord is voor het grenen tafelblad dat leunt op twee vurenhouten schragen. Het is een immers een echt onderkomen voor studenten en het geld dat we verdienden zette we op de bank voor later. De doos is door de kracht van mijn schoppende voet opengescheurd en een aantal van de boeken die er in zaten liggen nu over de grond verspreid. Ik hurk ernaast en zie dat het oude boeken zijn uit de zestiger en zeventiger jaren. Een knalgeel boek springt er uit en ik pak het op. Ik laat het door mijn handen gaan en zie tot mijn verbazing dat er zowel op de achterkant als op de voorkant niets staat geschreven. Ik vermoed dat er ooit een nette kaft om de hard cover heeft gezeten. Maar dan zie ik op de zijkant een zwarte tekst staan: ‘Uittredingen’ en in kleinere letters ‘Monroe’. Ik weet zeker dat ik dit boek nooit eerder heb gezien of ingekeken en ik zou ook niet weten waar het vandaan komt. Als ik mijn blik werp op de andere boeken, ze ik dat het voornamelijk romans betreft. Dan sla ik het boek nieuwsgierig open en begin te lezen:

ROBERT A. MONROE

Uittredingen

Experimenten buiten het lichaam

Ik blader verder naar de inhoudsopgave en te oordelen naar de inhoudsopgave heb ik hier zeker niet te maken met een roman, maar met een boek over een zeer interessant onderwerp. Ik neem het boek mee naar de bank, krul mezelf op in het hoekje en leg het vest weer over mezelf heen. Dan begin ik te lezen.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits: Eigen foto

Deel 25: Boodschappenmuseum

Deel 25: Boodschappenmuseum

Als ik de auto uitstap en wat mensen zie lopen op de parkeerplaats, word ik me bewust van mijn voorkomen. “Wat zullen ze wel niet van me denken? Ik heb geen make-up op mijn gezicht en zie er vast wat verfomfaaid uit. Mijn winterjas ziet er te warm uit.” De gedachten huppelen random mijn bewustzijn binnen. Onzekere gedachten die passen bij een zesentwintigjarige. Maar niet bij de vrouw die ik ben geworden. Ik druk ze weg en loop met ferme pas de winkel binnen.

Alles ziet er nog hetzelfde uit. Het is alsof ik het Albert Heijn museum inloop van vijftien jaar geleden. De kassa’s zijn niet vierkant zoals tegenwoordig, maar bol aflopend en de kassamedewerkers hebben een ouderwets blauw shirt aan. Ik pak het magazine van de Albert Heijn die ik op een stapel zie liggen en laat mijn handen over de gekrulde letters van de titel gaan. Tegenwoordig is de ‘Allerhande’ veel strakker van design. Ik klap hem op en laat mijn vingers langs de pagina’s glijden, tot het blad openvalt op een recept voor spek pannenkoekjes. Nu denk ik als planteneter ‘zielig voor die varkentjes’. Vroeger had ik gedacht: ‘Lekker, dat ga ik vanavond maken’.

Ik pak een metalen winkelwagentje die iemand in de hoek heeft laten slingeren, laat de ‘Allerhande’ er in vallen en loop de winkel in. Ik heb geen boodschappenlijstje gemaakt, maar ik moet fruit, groenten, noten en gedroogde vruchten hebben. Daar kan ik dan de komende dagen wel op overleven. Ik zit meteen goed en ga op de afdeling vers op zoek naar alles wat ik hebben moet. Werktuiglijk en zonder erbij na te denken kijk ik omhoog. De prijzen van de producten zijn met wit krijt op zwarte bordjes geschreven. Zodra de prijzen tot me door dringen, schrik ik me een ongeluk. “Wat is er aan de hand met de prijzen op deze tijdlijn?” Fluister ik zachtjes. “Een kilo bananen 2,99, kilo appelen 2,79, pond pruimen 2,99, een komkommer 1,79.” Ik zucht. Ik hoop dat ik in deze alternatieve realiteit waar de prijzen zo torenhoog zijn, ook een vergelijkbaar hoog inkomen heb en dito bedrag op mijn bankrekening. Maar eerlijk gezegd word ik een beetje moe van alles wat anders is dan dat ik denk en vind dat het zou moeten zijn.

Ik ben zo vaak hier geweest in deze winkel en vreemd genoeg kan ik me ook na vijftien jaar precies herinneren waar alles ligt. Gelukkig klopt de indeling van de winkel wel nog. Ik pak lukraak verpakkingen uit het schap om ze te bekijken. Net als de inrichting van de winkel, de kleding van de medewerkers, de terracotta kleurstelling boven de met spots verlichte afgeronde schappen, zijn de verpakkingen anders. Van vroeger. Maar wat er precies anders is kan ik niet zeggen. Totdat ik langs de zoutjes loop. Verbaasd sta ik voor het chips-schap. Ik ben dol op chips en eet het – ondanks mijn zeer gezonde leeftijd- wekelijks. Sommige dingen kun je als mens nou eenmaal niet weerstaan. En tot mijn verrassing zie ik mijn favoriete chips merk staan: Smiths! Blijkbaar waren de aardappelchips van Smiths nog geen Lay’s geworden in 1999. Ik heb die overgang altijd onnodig gevonden en ik ben daarna ook uit pure baldadigheid overgestapt op chips van het huismerk. Nu neem ik echter twee zakken Smiths naturel ribbelchips mee. Voor als ik hartige trek krijg in de auto naar Overijssel straks.

Als ik verder loop en de hoek omga naar de koekjes en chocola, zie ik plotseling een bekend gezicht en mijn hart schiet van schrik in mijn keel. Het is mijn bemoeizuchtige buurvrouw en ik heb geen zin in confrontaties met personen uit het verleden. Ik duw mijn karretje snel richting de kassa, maar het kwaad is al geschiedt.

“Hé Sylvia! Sylvia!” Roept ze. De ratelende wielen van haar snel voortgeduwde karretje komen dichterbij. “Hoe is het met je?” Haar roodomrande ogen verraden een ongezonde levenswijze met te veel sigaretten en drank. Ik slaak een zucht.
“Hai Hetty.”
“Ik zag je zo vroeg weg gaan vanochtend. Was er wat bijzonders?” Blijkbaar heeft ze door het raam staan gluren toen ik om kwart over zes haastig de woning verliet.
“Nee hoor, niks bijzonders”, zeg ik terug. “Ik had een spoedklus voor m’n werk. Je kent het wel.” Ik knik en lach een beetje schaapachtig. “Ik ga zo weer terug. Haast weetjewel.” Ik hoop dat Hetty snapt dat ik geen zin en tijd heb om de rest van de dag met haar te kletsen over niets. Vroeger was ik blijven staan, maar nu is dat anders. “Ik moet weer verder hoor.” Meld ik haar, terwijl ik vriendelijk lach. “Mijn klanten verwachten me terug.” Maar Hetty laat zich zo makkelijk niet afschepen.
“Wat zie je er slecht uit vandaag”, zegt ze, mijn witte gezicht bestuderend.
“God, waar is hier de nooduitgang?” Denk ik knorrig bij mezelf. Het is een uur of half elf en ik ben toe aan wat te eten. Mijn rommelige maag en lage bloedsuikerspiegel maken me op zulke momenten ook niet de vrolijkste mens.
“Ik ben moe, Hetty”, brom ik terug
“Heb je de bonus aanbieding van deze week gezien?” Houdt ze vol mij te tarten met haar aanwezigheid. “Ik vind dat toch zo slim bedacht van de Appie met die bonus elke week en dan die kaart erbij. Heb jij al zo’n kaart?” Ik weet even niet wat ik moet antwoorden. Na invoering van de bonuskaart heb ik geloof ik een jaar gewacht met het in gebruik nemen ervan, bang dat al mijn  privé gegevens op straat zouden komen te liggen en de Appie precies zou weten wanneer ik mijn menstruatie heb.
“Nee, ik heb even niet op de bonus aanbieding gelet”, probeer ik vriendelijk terug te zeggen.
“Kom je straks nog even een bakkie doen en een sigaretje roken bij mij boven?”
“Klinkt gezellig Hetty, maar ik ben gestopt met roken en koffie.” Ik  glimlach allerliefst. “Nu moet ik echt gaan. Dag hoor!” En voordat mijn buurvrouw uit het verleden nog iets kan zeggen, duw ik haastig mijn karretje voort richting kassa.

Zodra ik de kassa’s nader, scan ik half in paniek de rijen door om te kijken of ik iets van bekenden kan ontwaren. Die zie ik niet en ik probeer de kortste rij uit te kiezen en manoeuvreer daar mijn boodschappenkar naar toe. Ik realiseer me dat ik me momenteel in een parallel universum bevind, hoe bizar dat ook moge klinken en dat de Sylvia op deze tijdlijn mensen kent die de Sylvia van nu niet kent. Als de ontmoeting met Hetty mij iets heeft geleerd, is dat ik er niet op zit te wachten bekenden tegen te komen uit deze tijdlijn, noch uit mijn eigen verleden en dat het dus echt zaak is om zo spoedig mogelijk richting Overijssel te gaan, dan wel te maken dat ik terugkom naar mijn eigen tijd.

Zodra mijn op de band liggende boodschappen in de buurt van de kassière komen, begin ik me een beetje zenuwachtig te voelen. Deze tijdlijn is me vreemd en ik kan op basis van mijn herinnering aan mijn eigen tijdlijn niet met zekerheid zeggen of ik bijvoorbeeld de goede pincode weet of dat ik voldoende geld op mijn rekening heb staan. Ik kan zelfs niet met zekerheid zeggen of er überhaupt gepint kan worden. En daar ga ik zo achter komen.

“Goedemorgen.” Zegt de kassière vriendelijk en ze pakt als eerste de tros bananen om ze langs de scanner te halen.
“Hallo”, zeg ik wat schutterig terug. Ze heeft me hier waarschijnlijk al vaker gezien, maar ik herken haar niet.
“Heeft u een bonuskaart?” Ik kijk haar even vragend aan en werp vervolgens een blik in mijn portemonnee. Ik zie geen bonuskaart.
“Aan je sleutelbos”, zegt het meisje zachtjes. “Oja”, bedenk ik me. “Die had ik altijd aan mijn sleutelbos.” Ik geef haar de bos met sleutels en zij scant ze routinematig.
“Dat is dan zesentwintig gulden en vijftien cent”, zegt ze. Ik schiet in de lach. Natuurlijk! Daarom was alles zo duur. In 1999 worden er nog met guldens gerekend. Ik pak mijn portemonnee en grabbel mijn blauwe giropas van de Postbank er uit.
“Kan ik ook pinnen?” Vraag ik.
“Ja zeker”, zegt ze. Ik schuif mijn pinpas door de gleuf en als ik mijn pincode heb ingetoetst voel ik mijn hart zachtjes kloppen in mijn borst in stille afwachting op het ‘betaald’ in de display. En het lukt! De boodschappen zijn betaald, ik zet de plastic Albert Heijn tas die mijn moeder me bij het afscheid nog in mijn hand drukte op de loopband van de kassa en ruim alles in.

Als ik vijf minuten later in mijn auto zit, voel ik me opgelucht dat ik weer een barrière heb overwonnen. Nu heb ik naast een auto en een telefoon, ook boodschappen en geld tot mijn beschikking. Voordat ik onderweg kan naar Overijssel, ga ik eerst nog even terug naar het studentenhuis om me te wassen, op te maken en spullen te pakken. Ik zie op het dashboard klokje van mijn auto dat het even voor elven is. Ik heb nog ruim de tijd voordat Jeroen weer terug is van zijn werk.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits: Winkelinterieur van het AH filiaal 1151 Stadswinkel te Leidschendam, fotograaf onbekend (Bron: Stichting AH Erfgoed), edited by Tanja Ortmans

Deel 22: Ongeluk

Deel 22: Ongeluk

Mijn hart begin als een razende te roffelen en mijn adem gaat ineens veel te snel. Ik slik, maar kan de hyperventilatieaanval niet tegenhouden.

“Mam, nee, mam!” Ik buig voorover over de tafel en hijg snel, in de hoop iets van zuurstof binnen te krijgen. Maar ik krijg er juist te veel van binnen en daardoor beginnen mijn lippen te tintelen. Het gevoel van paniek trekt door mijn hele lijf heen en als ik een halve minuut later naar mijn over de tafel hangende armen en handen kijk, zie ik dat mijn handen zich vanuit de polsen in een onnatuurlijke houding naar binnen hebben gekruld. Mijn moeder heeft inmiddels haar armen stevig om me heen geslagen.
“Rustig maar meisje. Langzaam adem halen, ssssshhhhht, toe maar.” Als ze merkt dat mij proberen te kalmeren tevergeefs is, staat ze op om even later een boterhamzakje tegen mijn hijgende mond te drukken.

“Adem hier maar in, Syl, rustig aan.” Mijn moeder slaat haar armen weer om me heen.
Ik kan mijn ademhaling maar niet onder controle krijgen en het wordt licht in mijn hoofd van het teveel aan zuurstof dat ik binnenkrijg.

Net als ik bang ben om te gaan flauwvallen, wordt mijn ademhaling rustiger. Het boterhamzakje vangt mijn uitgeademde kooldioxide op, die ik weer inadem, zodat het zuurstofgehalte van mijn bloed langzaam weer naar normale waarden zakt.
“Gaat het weer een beetje, Syl?” Nog steeds met haar armen om me heen geslagen.
“Ja… gaat… wel… weer”, stamel ik moeizaam.

Dan komt mijn vader de keuken weer binnen. Hij heeft de paniek gehoord en is snel naar beneden gekomen, hoor ik aan zijn ademhaling.
“Syl, meisje, gaat alles goed met je?” Hij neemt de betraande ogen van zijn vrouw en mijn lijkwitte gezicht in zich op en weet dat er iets niet in de haak is.
“Alles gaat weer pap. En ook weer niet. Ik ben een beetje in shock. Mama zei dat Sandra dood is.”

Mijn vaders gezicht verstrakt en hij haalt een diepe teug lucht. Dan loopt hij traag om de tafel heen en gaat op de houten hoekbank zitten. Met de duim en wijsvinger van zijn rechterhand wrijft hij in zijn binnenste ooghoeken.
“Je gaat me toch niet vertellen dat Sandra in jouw tijd nog leeft?” Ik denk iets van een vleugje sarcasme in mijn vaders stem te horen en dat verbaast me. Het is geen sarcastische man. Eerder oprecht. Een man die zegt waar het op staat.

“Ik geloof niet dat ze dood is”, stuif ik bijna agressief uit naar mijn vader, wiens grijsbruine ogen ineens heel vermoeid staan. Ik zie dat mijn ouders een intens bedroefde blik met elkaar wisselen. Ik kijk mijn beide ouders ook afwisselend aan en hoop iets van hoop in hun ogen te zien. Of misschien wacht ik wel op het plotselinge verschijnen van Ralph Inbar, die ons gaat mededelen dat alles een geweldig goed opgezette Bananensplit stunt was.

“Sandra is niet dood”, zeg ik vervolgens doodkalm. “Ze is negenendertig en woont met haar leuke man en hun dochtertje en zoontje in een Pipi Langkoushuis in Zaandijk. Ze is erg gelukkig. Jullie hebben vier kleinkinderen, waar jullie heel veel van houden in 2014. In mijn tijd. Op mijn tijdlijn. Ik wil terug!” En dan wordt het me ineens te veel. De totaliteit van mijn wanhoop en de hopeloosheid van mijn situatie komt ineens als een onhoudbare allesverslindende lawine over me heen geraasd. Ik sla mijn handen voor mijn ogen en begin te huilen. Mijn schouders schokken en ik blijf vervolgens enkele minuten hartverscheurend huilen. Om het verdriet van mijn ouders, omdat op deze tijdlijn mijn zusje niet meer leeft, om deze idiote omstandighedem, omdat ik mijn kinderen mis. Alles komt er uit.

“Wat is er gebeurd met Sandra,” vraag ik mijn ouders als ik ben uitgehuild. Mijn ouders hebben allebei de tranen over hun wangen lopen en houden mijn handen vast.
“Het was een ongeluk. Een heel stom ongeluk”, zegt mijn moeder. Ze wrijft over haar voorhoofd.
“Wat voor ongeluk?” Ik staar mijn vader aan in de hoop dat hij me haarfijn gaat uitleggen wat er is gebeurd met mijn zusje.
“Vlak nadat we hadden besloten om het huis niet te verkopen, wilden we alles eens goed opknappen. Het hout kon een likje groen gebruiken en wij met zijn vieren, mama en ik en jij en Sandra besloten dit zelf te gaan doen. We hebben een steiger laten komen en zijn gaan schilderen. Op 28 augustus 1996 ging het verschrikkelijk mis.” Ik zie dat mijn vader zijn tranen moet wegslikken bij de gedachte aan deze tragische dag.

“We stonden op de steiger aan de achterkant van het huis. Mama en ik op het hoge gedeelte en jij en Sandra op het lagere gedeelte ervan. Jullie stonden nog niet eens zo hoog. Maar Sandra heeft op een bepaald moment haar evenwicht verloren, ze is misgestapt en naar beneden gevallen. Het was misschien een val van vier meter, maar ze kwam heel naar neer. Sandra was op slag dood. Dat is nu drie jaar geleden.”

Mijn moeder is in stilte gaan huilen en pakt een stukje van de keukenrol om haar neus te snuiten en haar tranen te drogen. Mijn vader houdt zich manmoedig goed. Het enige wat ik kan denken is dat ik als de donder terug moet naar mijn eigen tijdlijn. Ik kan en wil mijn zusje niet missen. Maar hoe kan ik zo egoïstisch zijn? En hoe zal het mijn ouders dan vergaan op deze tijdlijn?

“Mam, pap, ik vind het zo ontzettend erg voor jullie”, zeg ik dan. Voor mij leeft ze nog.” Hoewel mijn herinnering aan Sandra nog heel recent was, omdat we een paar dagen terug met beide gezinnen zijn gaan picknicken, drukt het verdriet van mijn ouders zwaar op me.
“Ik begrijp niet hoe je vergeten kan zijn dat je zusje is overleden.” Zegt mijn vader hoofdschuddend.
“Wat?” Ik kijk hem vragend aan. “Vergeten? Pap, het is nooit gebeurd voor mij. Ik heb je toch gezegd dat ik uit de toekomst kom? In mijn tijd op mijn tijdlijn is Sandra zo fit als een hoentje.”

Dan staat mijn vader abrupt op en loopt weer naar boven. In het voorbijgaan hoor ik hem iets van ‘niet te geloven’ mompelen.

“Lieverd, vergeef het hem maar. We zijn er allebei nog niet overheen. Papa voelt zich nog zo schuldig.” Mijn moeder omklemt mijn handen met de hare. “Hij heeft zichzelf nooit kunnen vergeven voor het feit dat hij geen professionele schilders heeft ingehuurd toen. Maar het leek ons zo gezellig dit met ons viertjes te doen. En dat was het ook. Totdat Sandra viel.” De blik in de ogen van mijn moeder is intens verdrietiger, dan ik ooit heb gezien.

“Het spijt me zo ontzettend voor jullie.” Ik pak op mijn beurt de handen van mijn moeder vast. Ik ga dit rechtzetten voor jullie. Dat ga ik doen. Ik moet weg nu en zal er voor zorgen dat Sandra weer levend en wel bij jullie terugkomt. Beloofd!”
“Is goed, lief.” Ik zie aan het gezicht van mijn moeder dat ze me niet werkelijk gelooft, maar wel haar best doet dit te doen.
“Ik ga nu, mam.” Ik sta op van de tafel en geef mijn moeder een hele dikke knuffel. De omarming is lang en intens. “Ik hou van je,” zeg ik haar zachtjes.
“Ik ook van jou.” Mijn moeder neemt mijn gezicht in haar handen.
“Zeg je tegen papa dat ik ook van hem houd?”
“Dat doe ik. Dat weet hij.” Zegt ze terug.

Nadat ik Saartje in mijn armen heb genomen en het vrolijk kwispelende beestje over haar buikje heb gekriebeld, pak ik mijn tasje, mijn jas en vertrek ik door de achterdeur, over het knisperende grind naar mijn auto. Op weg terug. Op zoek. Naar mijn tijd.

Maar als ik in de auto zit merk ik opeens tot mijn verbazing dat ik de kleine dwergteckel van mijn ouders ineens in mijn armen heb.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Jason Finch (Flickr)

Deel 21: Fotolijstjes

Deel 21: Fotolijstjes

“Ik ga naar Sasja.” Kalm deel ik het  mee aan mijn moeder.
“Sasja? Dat is jouw vriend toch?”
“Klopt.” Zeg ik terug. “Alleen is hij nu officieel mijn echtgenoot. We zijn vorig jaar getrouwd.” Ik glimlach bij de gedachte aan onze huwelijksdag. Zo anders als die van mij en Jeroen. Die trouwdag was groots en strak georganiseerd en het huwelijk van Sasja en mij was heerlijk chaotisch en gezellig. Sasja droeg een nette spijkerbroek met een sexy overhemd en ik een bloemenjurkje. Een hele schattige met kleurige droogbloemen verweven in de stof. Alleen onze naaste familie en vrienden en mijn kinderen waren aanwezig en de dag was gevuld met gelach, champagne en vrolijkheid. In tegenstelling tot de trouwdag van Jeroen en mij heb ik geen seconde last gehad van stress.

“Het enige probleem is”, vervolg ik mijn verhaal, “dat Sasja tien jaar jonger is als ik ben. En nu in 1999 is hij dus pas zestien jaar oud.” Ik kauw op mijn lip. “En hij woont nog bij zijn ouders in Overijssel. Hij ziet me aankomen. Zo’n zesentwintigjarige onbekende vrouw die opeens op de stoep staat.” Ik ben een beelddenker en kan me zodoende onmiddellijk het beeld van een verbaasde en piepjonge Sasja voor de geest halen. “Hoooiiiii!” Roep ik quasi enthousiast uit om na te doen hoe ik straks voor zijn deur sta. “Ik ben Sylvia, ik ben zesentwintig jaar en ik ben een tijdreiziger uit het jaar 2014 en jij bent mijn man!” Ik zeg het met een grappig, kinderlijk stemmetje en mijn moeder en ik gieren van de lach.

Als mijn moeder is uit gegrinnikt, merkt ze droog op: “Dit is natuurlijk geen haalbare kaart, hè, Syl?” Ze kijkt me diep in de ogen aan. “Hoe had je je dit zelf voorgesteld?”
“Ja, gewoon. Niet. Ik heb er niet echt over nagedacht, geloof ik. Ik voel gewoon dat ik hem wil zien. Een bekend gezicht in deze chaos. Ik wil hem gewoon zien. Natuurlijk snap ik ook wel dat –als je erover nadenkt- het een stom plan is.” Ik wrijf in mijn ogen en zie dan dat mijn vingers zwart zijn. “Shit”, denk ik bij mezelf. “Ik loop nog steeds rond in mijn onopgemaakte blotebillengezicht met uitgelopen mascara van gisteren.”
“Mam, ik doe het gewoon. Ik ga nu eerst even naar het huis van Jeroen en mij, me opmaken. Dan ga ik boodschappen doen en mijn auto vol tanken en en route richting Zwolle. “Het is nu…”, ik kijk op het klokje van de oven, “tien over half tien bijna. Ik wacht nog een minuut of tien en dan is Jeroen richting het station, dus kan ik in alle rust me opmaken en wat spullen pakken.” Mijn moeder slaakt een diepe zucht en ik voel dat ze het er niet helemaal mee eens is. Dan zegt ze:
“Is het niet toch handiger om voordat Jeroen weg gaat even met hem te praten om de situatie uit te leggen?”
“Ik leg het hem echt nog wel uit, mam. Maar eerst ga ik naar Sasja toe.” Mijn stem klinkt vastberaden.
“Ok. Is goed, meis.” Mijn moeder legt zich neer bij mijn keuze hoor ik aan haar stem. “Ben je dan nu wel toe aan een kopje koffie?”
“Nee dank je, mam. Ik drink echt helemaal geen koffie meer.”
“Ok, geen probleem. Kopje thee dan maar?”
“Lekker.”
“Ik zet even nieuwe”, zegt mijn moeder.
“Is goed, dan loop ik even naar de w.c.”

Ik besluit niet de wc te nemen die onderaan de trap op de begane grond ligt, maar de andere w.c. op de tweede verdieping. Zo heb ik ook even de gelegenheid om een kijkje te nemen in mijn oude kamer, voordat ik vertrek. Ik vind het nog steeds zo leuk dat ik hier ben dat ik het niet kan laten wat rond te neuzen in mijn ouderlijk huis.

Ik loop gestaag de geknikte trap op naar boven en houd me ondertussen vast aan de eikenhouten trapleuning die steunt op de prachtig bewerkte staanders. De villa is een waar huzarenstukje van eigentijds design en ik geniet van mijn aanwezigheid hier. Boven aangekomen loopt de leuning door tot het eind van de overloop als beveiliging tegen het naar beneden vallen. Het loftachtige design van het huis is beeldschoon, maar zou gevaarlijk kunnen zijn. Vandaar de leuning. Op de overloop zie ik de vertrouwde fotolijstjes hangen en ik blijf even staan om te kijken. Ik zie foto’s van de honden, een kinderfoto van mijn zusje Sandra als baby en mij als peuter, de trouwfoto van mijn ouders en foto’s van mijn opa’s en oma’s. Er hangen ook verschillende foto’s van mij en mijn zusje als tiener en eentje van mij en Jeroen samen. Een bont tafereel van familiegeschiedenis. Ik mis alleen een foto van mijn zusje die ik altijd erg leuk heb gevonden. Hij is genomen in 1998 toen zij afstudeerde als meester in de rechten. Zij staat daar trots op met haar diploma in de hand en ik sta er blij naast met mijn duim in de lucht.

Via de klapdeur vervolg ik mijn weg naar het slaapkamergedeelte waaraan de badkamer en de slaapkamers van mij en mijn ouders gelegen zijn. Ik hoor mijn vader rommelen in de badkamer en ik loop door de ‘tussenkamer’, die altijd gefunctioneerd heeft als computer- en verkleedkamer, naar mijn kamer die boven de garage is gelegen. De bruine ribcordbank uit de sixties, die nog uit het eerste flatje van mijn ouders komt, staat er. Bedekt met vrolijk gekleurde kussens. De schuine wanden zijn bedekt met het welbekende Laura Ashley behang en voor de ramen hangen de bijpassende gordijnen. Ik kijk vergenoegd rond en bedenk me dat het jammer is dat ik hier geen foto van kan meenemen naar de toekomst. Ik plof even op de bank en voel de zachte kussens onder mijn vermoeide lichaam. Vervolgens sta ik weer op en wandel de kamer uit richting het toilet.

Even later loop ik langs de fotolijstjes weer naar beneden. In de keuken heeft mijn moeder een glas verse thee op tafel gezet voor mij. Ze veegt haar handen af aan een theedoek en gaat aan tafel zitten. Het is inmiddels bijna tien voor tien en ik neem nog even plaats aan tafel voordat ik richting huis ga.
“Mam”, vraag ik tussen twee slokken door. “Ik mis een paar foto’s. Vooral die leuke van Sandra en mij op haar afstuderen in 1998.”
Mijn moeder trekt wit weg en haar mond veranderd in een smalle streep.
“Waarom vraag je me zoiets?” Met pijn in mijn ogen kijkt ze me aan. Verwijtend bijna. Ik kijk vragend terug. Dan begint er achter in mijn lijf een rotgevoel te ontstaan. Het voelt bijna als een beginnende adrenaline stoot.
“Ik mis gewoon die leuke foto van ons samen. Toen we allebei tegelijk waren afgestudeerd. San als meester in de rechten en ik bachelor P&A. We stonden voor die kroeg in de Jordaan en papa nam die foto.” Ik spreek mijn woorden langzaam uit, terwijl ik mijn moeder vanonder mijn lange wimpers blijf aankijken, haar reactie scannend. Dan zie ik traag een traan uit haar linkeroog over haar wang druppelen. Mijn moeder haalt diep en moeizaam adem en zegt:

“Er is geen foto van jou en Sandra, Sylvia. Sandra is nooit afgestudeerd. Ze is dood.”

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Shenghung Lin (Flickr) edited by Tanja Ortmans

Deel 20: Zonsondergang

Deel 20: Zonsondergang

Om mijn moeders vraag te beantwoorden, zeg ik: “Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik kan eten. Op alleen appels en bananen ga ik het niet redden vandaag. Zal ik je iets vertellen over mijn eetgewoontes in het jaar 2014?”
Mijn moeder knikt geïnteresseerd. Ze is niet alleen psychologe, ze weet zelf ook veel af van voeding en heeft ons met gezonde maaltijden grootgebracht. Maar daar hoorden ook brood en melk bij. Inmiddels weet ik dat zowel brood als melk niet bijster heilzaam zijn voor het menselijk lichaam. Maar in die discussie heb ik nu geen zin.

“In mijn eigen jaar eet ik eigenlijk voornamelijk plantaardig en probeer ik niet alleen alle voedingsmiddelen die afkomstig zijn van dieren te vermijden, maar eet ik ook geen suiker, brood en andere voedingsmiddelen met granen.
“Ongelooflijk!” Roept mijn moeder verbaast uit. “Jij kauwt dus de hele dag op worteltjes en banaantjes?” Ze grinnikt. “Dat had ik nooit durven dromen. Je gruwelde altijd van groenten. Zeker van worteltjes. Ik sta ervan te kijken!” Ik moet lachen om de herinnering aan al mijn moeders vegetarisch gekook en haar nobele streven om ons te voeden met goede maaltijden. Mijn verzet tegen veel van haar gezonde kost moet haar soms enorm gefrustreerd hebben.
“Maar het tegendeel is waar mam, ik kauw helemaal niet de hele dag op worteltjes. Ik eet lekker en gevarieerd. ’s Ochtends start ik met een liter sap van groenten en fruit. In de middag eet ik vaak een smoothie met banaan en als diner een heerlijke salade met aardappeltjes of een rijstenwrap met sla en vegetarische stukjes. Ik maak ook mijn eigen rauwe chocola en maak overheerlijke taarten van veganistische, rauwe ingrediënten.”
“Klinkt goed, lieverd! Vooral die chocola en die taart, daar ben ik wel benieuwd naar.”
“Ik leg het nog wel eens uit. Het probleem nu is dat ik geen sapcentrifuge heb en dergelijke. Ik kan dus geen juice maken.”

“O jawel hoor!” Mijn moeder steekt triomfantelijk haar wijsvinger in de lucht, “Tada!” Ze trekt een keukenkastje open en haalt er een machine uit die verdacht veel op een sapcentrifuge lijkt.
“Super!” Ik lach blij. “Wat heb je voor fruit en groenten in huis?”
Mijn moeder laat me het volgende kwartier mijn gang gaan en ik maak van wat winterpeen, citroen, een grapefruit en een paar sinaasappelen een heerlijke juice. Als ik de machine heb schoongemaakt, schenk ik voor zowel mijn moeder als mijzelf een glas in.

“Zo mam, dit is normaliter mijn dagelijks ontbijt.” We proosten en mijn moeder smakt met haar lippen.
“Het smaakt fantastisch. Dit houd ik er in voor je vader en mijzelf. Maar hier heb je toch niet genoeg aan?’” Vraagt mijn moeder een beetje bezorgd.
“Voorlopig wel. En voor vanmiddag zorg ik voor een salade of een tros bananen. Ik moet straks wel nog even naar de Albert Heijn. Zit die nog steeds in Koog tegenover de ouwe Chios?”
“Klopt”, zegt mijn moeder. “Je kunt van mij een boodschappentas lenen. En wat doe je nu met Jeroen? Ga je straks naar huis terug?”
“Ik weet het echt nog niet.”

Ik zucht maar weer eens diep en zet mijn halflege glas oranjekleurig sap terug op tafel. Ik heb inmiddels door dat het diep inademen en stevig doorzuchten goed werkt tegen de constante drang om een sigaret op te steken. Ik vind het maar lastig en kijk niet bepaald uit naar de vijf dagen lichamelijk afkicken van roken die voor me liggen. Gelukkig hoef ik niet psychisch te stoppen met roken. Dat heb ik vele jaren geleden al gedaan en die psychische drang maakt geen deel meer uit van mijn dagelijkse werkelijkheid.

Ik denk aan Jeroen en mijn vergane leven in de studentenwoning. Hoe moet ik in vredesnaam terug naar die situatie? Ik wil het leven van de zesentwintigjarige Sylvia niet nodeloos overhoop halen. Maar als ik diep ik mijn hart kijk, zou ik het liefst mijn spullen pakken en terug gaan naar mijn grote, oude kamer boven de garage van de villa van mijn ouders.

“Ik wil heel graag hier naar toe komen met mijn spullen, mam. Ik wil niet meer bij Jeroen wonen.” Op het moment dat ik het zeg, snap ik dat dit de situatie niet eenvoudiger maakt. Want wat als de relatie wordt afgebroken? Hebben we dan nog steeds kinderen in 2014? Viggo en Sterre wil ik voor geen goud missen. Een stemmetje in mijn hoofd, breekt mijn overpeinzingen echter af door me te melden dat het allemaal niet uitmaakt. Ik bevind me immers op een paralelle tijdlijn. Mijn keuzes binnen deze werkelijkheid zullen geen invloed hebben op mijn eigen tijd. Althans, dat hoop ik dan maar.

“Ik vind het lastig, lieverd”, zegt mijn moeder oprecht. “Ik wil je graag steunen, maar Jeroen en jij zijn gelukkig samen. Die indruk krijg ik tenminste. En al die leuke momenten met jullie gezamenlijke vrienden en vriendinnen…” Mijn moeder is even stil, terwijl ze naar de Toscaans gekleurde tegels staart die onder onze voeten liggen.
“Ik weet het ook niet mam.” Ik staar met haar mee naar de tegels en realiseer me dat ik het zinnetje ‘Ik weet het niet’ de afgelopen uren vaker heb gezegd en gedacht dan ooit tevoren.

Abrupt sta ik dan op en zeg stellig tegen mijn moeder: “Mama, ik kan daar simpelweg niet wonen momenteel. Ik ben eenenveertig en al jaren gescheiden van die man. Geen haar op mijn hoofd dat ik een bed, een tafel of een bank met hem ga delen nu. Ik kan alleen maar hopen dat mijn zesentwintigjarige bewustzijn het binnenkort weer overneemt en ik naar huis ga.” Ik kijk mijn moeder bijna smekend aan. Ze beantwoordt mijn smeekbede.
“Het staat buiten kijf dat jij hier kan slapen. Natuurlijk. Je bent mijn dochter. Het hele eiereten is alleen: wat ga je tegen Jeroen zeggen?”
Ik ben even stil en staar weer naar de tegels. Ze zijn verschillend van kleur. De ene is wat meer oranje, anderen hebben meer blauw in de steen. Sommige bruin en ik ontwaar zelfs iets van een rode gloed in een van de tegels.
“De ondergaande zon”, zeg ik gedachteloos. “Mam, de tegels zijn zo mooi, dit heb ik nooit zo bekeken. Ze zijn allemaal net even anders van kleur. Het is net de lucht als de zon onder gaat.”
Mijn moeder fronst haar wenkbrauwen.
“Ja je hebt gelijk. Dit zijn van die details die ik niet meer zie. Ik ben zo gewend aan deze tegels.”

Ik moet ineens denken aan de laatste ondergaande zon die Sasja en ik samen hebben gezien. Het was zo mooi. De lucht kleurde in een net zulk gevarieerd Toscaans kleurenpallet als de vloer van deze keuken. Blauw met oranje en rood. Zelfs roze en lichtblauw. We zaten bij een heel simpel strandtentje in Egmond aan Zee. Sasja dronk een Ice Tea en ik een verse muntthee met honing. De oranje zon gloeide trots en daalde rustig af in zee, terwijl wij genoten van het uitzicht. En dan weet ik het plotseling heel zeker. Ik ga naar Sasja toe.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

Copyright © 2015 Tanja Ortmans 

DisclaimerElke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Moyan Brenn (Flickr)

× Hoe kan ik je helpen?