Als ik de auto uitstap en wat mensen zie lopen op de parkeerplaats, word ik me bewust van mijn voorkomen. “Wat zullen ze wel niet van me denken? Ik heb geen make-up op mijn gezicht en zie er vast wat verfomfaaid uit. Mijn winterjas ziet er te warm uit.” De gedachten huppelen random mijn bewustzijn binnen. Onzekere gedachten die passen bij een zesentwintigjarige. Maar niet bij de vrouw die ik ben geworden. Ik druk ze weg en loop met ferme pas de winkel binnen.
Alles ziet er nog hetzelfde uit. Het is alsof ik het Albert Heijn museum inloop van vijftien jaar geleden. De kassa’s zijn niet vierkant zoals tegenwoordig, maar bol aflopend en de kassamedewerkers hebben een ouderwets blauw shirt aan. Ik pak het magazine van de Albert Heijn die ik op een stapel zie liggen en laat mijn handen over de gekrulde letters van de titel gaan. Tegenwoordig is de ‘Allerhande’ veel strakker van design. Ik klap hem op en laat mijn vingers langs de pagina’s glijden, tot het blad openvalt op een recept voor spek pannenkoekjes. Nu denk ik als planteneter ‘zielig voor die varkentjes’. Vroeger had ik gedacht: ‘Lekker, dat ga ik vanavond maken’.
Ik pak een metalen winkelwagentje die iemand in de hoek heeft laten slingeren, laat de ‘Allerhande’ er in vallen en loop de winkel in. Ik heb geen boodschappenlijstje gemaakt, maar ik moet fruit, groenten, noten en gedroogde vruchten hebben. Daar kan ik dan de komende dagen wel op overleven. Ik zit meteen goed en ga op de afdeling vers op zoek naar alles wat ik hebben moet. Werktuiglijk en zonder erbij na te denken kijk ik omhoog. De prijzen van de producten zijn met wit krijt op zwarte bordjes geschreven. Zodra de prijzen tot me door dringen, schrik ik me een ongeluk. “Wat is er aan de hand met de prijzen op deze tijdlijn?” Fluister ik zachtjes. “Een kilo bananen 2,99, kilo appelen 2,79, pond pruimen 2,99, een komkommer 1,79.” Ik zucht. Ik hoop dat ik in deze alternatieve realiteit waar de prijzen zo torenhoog zijn, ook een vergelijkbaar hoog inkomen heb en dito bedrag op mijn bankrekening. Maar eerlijk gezegd word ik een beetje moe van alles wat anders is dan dat ik denk en vind dat het zou moeten zijn.
Ik ben zo vaak hier geweest in deze winkel en vreemd genoeg kan ik me ook na vijftien jaar precies herinneren waar alles ligt. Gelukkig klopt de indeling van de winkel wel nog. Ik pak lukraak verpakkingen uit het schap om ze te bekijken. Net als de inrichting van de winkel, de kleding van de medewerkers, de terracotta kleurstelling boven de met spots verlichte afgeronde schappen, zijn de verpakkingen anders. Van vroeger. Maar wat er precies anders is kan ik niet zeggen. Totdat ik langs de zoutjes loop. Verbaasd sta ik voor het chips-schap. Ik ben dol op chips en eet het – ondanks mijn zeer gezonde leeftijd- wekelijks. Sommige dingen kun je als mens nou eenmaal niet weerstaan. En tot mijn verrassing zie ik mijn favoriete chips merk staan: Smiths! Blijkbaar waren de aardappelchips van Smiths nog geen Lay’s geworden in 1999. Ik heb die overgang altijd onnodig gevonden en ik ben daarna ook uit pure baldadigheid overgestapt op chips van het huismerk. Nu neem ik echter twee zakken Smiths naturel ribbelchips mee. Voor als ik hartige trek krijg in de auto naar Overijssel straks.
Als ik verder loop en de hoek omga naar de koekjes en chocola, zie ik plotseling een bekend gezicht en mijn hart schiet van schrik in mijn keel. Het is mijn bemoeizuchtige buurvrouw en ik heb geen zin in confrontaties met personen uit het verleden. Ik duw mijn karretje snel richting de kassa, maar het kwaad is al geschiedt.
“Hé Sylvia! Sylvia!” Roept ze. De ratelende wielen van haar snel voortgeduwde karretje komen dichterbij. “Hoe is het met je?” Haar roodomrande ogen verraden een ongezonde levenswijze met te veel sigaretten en drank. Ik slaak een zucht.
“Hai Hetty.”
“Ik zag je zo vroeg weg gaan vanochtend. Was er wat bijzonders?” Blijkbaar heeft ze door het raam staan gluren toen ik om kwart over zes haastig de woning verliet.
“Nee hoor, niks bijzonders”, zeg ik terug. “Ik had een spoedklus voor m’n werk. Je kent het wel.” Ik knik en lach een beetje schaapachtig. “Ik ga zo weer terug. Haast weetjewel.” Ik hoop dat Hetty snapt dat ik geen zin en tijd heb om de rest van de dag met haar te kletsen over niets. Vroeger was ik blijven staan, maar nu is dat anders. “Ik moet weer verder hoor.” Meld ik haar, terwijl ik vriendelijk lach. “Mijn klanten verwachten me terug.” Maar Hetty laat zich zo makkelijk niet afschepen.
“Wat zie je er slecht uit vandaag”, zegt ze, mijn witte gezicht bestuderend.
“God, waar is hier de nooduitgang?” Denk ik knorrig bij mezelf. Het is een uur of half elf en ik ben toe aan wat te eten. Mijn rommelige maag en lage bloedsuikerspiegel maken me op zulke momenten ook niet de vrolijkste mens.
“Ik ben moe, Hetty”, brom ik terug
“Heb je de bonus aanbieding van deze week gezien?” Houdt ze vol mij te tarten met haar aanwezigheid. “Ik vind dat toch zo slim bedacht van de Appie met die bonus elke week en dan die kaart erbij. Heb jij al zo’n kaart?” Ik weet even niet wat ik moet antwoorden. Na invoering van de bonuskaart heb ik geloof ik een jaar gewacht met het in gebruik nemen ervan, bang dat al mijn privé gegevens op straat zouden komen te liggen en de Appie precies zou weten wanneer ik mijn menstruatie heb.
“Nee, ik heb even niet op de bonus aanbieding gelet”, probeer ik vriendelijk terug te zeggen.
“Kom je straks nog even een bakkie doen en een sigaretje roken bij mij boven?”
“Klinkt gezellig Hetty, maar ik ben gestopt met roken en koffie.” Ik glimlach allerliefst. “Nu moet ik echt gaan. Dag hoor!” En voordat mijn buurvrouw uit het verleden nog iets kan zeggen, duw ik haastig mijn karretje voort richting kassa.
Zodra ik de kassa’s nader, scan ik half in paniek de rijen door om te kijken of ik iets van bekenden kan ontwaren. Die zie ik niet en ik probeer de kortste rij uit te kiezen en manoeuvreer daar mijn boodschappenkar naar toe. Ik realiseer me dat ik me momenteel in een parallel universum bevind, hoe bizar dat ook moge klinken en dat de Sylvia op deze tijdlijn mensen kent die de Sylvia van nu niet kent. Als de ontmoeting met Hetty mij iets heeft geleerd, is dat ik er niet op zit te wachten bekenden tegen te komen uit deze tijdlijn, noch uit mijn eigen verleden en dat het dus echt zaak is om zo spoedig mogelijk richting Overijssel te gaan, dan wel te maken dat ik terugkom naar mijn eigen tijd.
Zodra mijn op de band liggende boodschappen in de buurt van de kassière komen, begin ik me een beetje zenuwachtig te voelen. Deze tijdlijn is me vreemd en ik kan op basis van mijn herinnering aan mijn eigen tijdlijn niet met zekerheid zeggen of ik bijvoorbeeld de goede pincode weet of dat ik voldoende geld op mijn rekening heb staan. Ik kan zelfs niet met zekerheid zeggen of er überhaupt gepint kan worden. En daar ga ik zo achter komen.
“Goedemorgen.” Zegt de kassière vriendelijk en ze pakt als eerste de tros bananen om ze langs de scanner te halen.
“Hallo”, zeg ik wat schutterig terug. Ze heeft me hier waarschijnlijk al vaker gezien, maar ik herken haar niet.
“Heeft u een bonuskaart?” Ik kijk haar even vragend aan en werp vervolgens een blik in mijn portemonnee. Ik zie geen bonuskaart.
“Aan je sleutelbos”, zegt het meisje zachtjes. “Oja”, bedenk ik me. “Die had ik altijd aan mijn sleutelbos.” Ik geef haar de bos met sleutels en zij scant ze routinematig.
“Dat is dan zesentwintig gulden en vijftien cent”, zegt ze. Ik schiet in de lach. Natuurlijk! Daarom was alles zo duur. In 1999 worden er nog met guldens gerekend. Ik pak mijn portemonnee en grabbel mijn blauwe giropas van de Postbank er uit.
“Kan ik ook pinnen?” Vraag ik.
“Ja zeker”, zegt ze. Ik schuif mijn pinpas door de gleuf en als ik mijn pincode heb ingetoetst voel ik mijn hart zachtjes kloppen in mijn borst in stille afwachting op het ‘betaald’ in de display. En het lukt! De boodschappen zijn betaald, ik zet de plastic Albert Heijn tas die mijn moeder me bij het afscheid nog in mijn hand drukte op de loopband van de kassa en ruim alles in.
Als ik vijf minuten later in mijn auto zit, voel ik me opgelucht dat ik weer een barrière heb overwonnen. Nu heb ik naast een auto en een telefoon, ook boodschappen en geld tot mijn beschikking. Voordat ik onderweg kan naar Overijssel, ga ik eerst nog even terug naar het studentenhuis om me te wassen, op te maken en spullen te pakken. Ik zie op het dashboard klokje van mijn auto dat het even voor elven is. Ik heb nog ruim de tijd voordat Jeroen weer terug is van zijn werk.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2015 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits: Winkelinterieur van het AH filiaal 1151 Stadswinkel te Leidschendam, fotograaf onbekend (Bron: Stichting AH Erfgoed), edited by Tanja Ortmans
Deel deze post met je vrienden: