Tot aan Amersfoort is het druk geweest op de weg met forenzen die nog laat terug gingen naar huis en vrachtwagens die voor het donker op hun bestemming wilden aankomen. Maar hier op de A28 is het rustig en de dag heeft volledig plaatsgemaakt voor de nacht. Het is stikdonker en de vele bomen steken pikzwart af tegen de nachtlucht langs de onverlichte weg. Ik heb slechts een handjevol rode achterlichten in het zicht en af en toe haal ik een of twee in colonne rijdende vrachtwagens in. Naarmate ik dichter bij Overijssel kom, beginnen er zenuwen als wormpjes in mijn buik te krioelen. Ik heb alle gedachten aan Noord-Holland, aan vreemde dromen en reality shifts achter me gelaten en ik merk dat ik puur en alleen gefocust ben op het vinden van mijn nu zestienjarige geliefde. Ergens heb ik het ongefundeerde idee dat hij de sleutel is naar de oplossing van mijn probleem, hoewel ik zo realistisch ben om te weten dat dat niet zo gaat zijn. Mijn intuïtie spreekt echter vanuit mijn onderbuik en lijdt mij geluidloos steeds dichter bij Sasja’s huidige thuisbasis.

De duisternis wordt alleen verlicht door mijn kilometer- en toerenteller en de gele lichten van tegemoet komende auto’s. Met een gelijkmatige honderdtwintig kilometer per uur glijd ik over het wegdek, terwijl de stilte van het moment mij de ruimte geeft om na te denken over mijn vervolgstappen. Het zal zo ongeveer kwart voor negen zijn als ik aankom in Nieuwleusen. Te laat om op zoek te gaan naar het huis van Sasja’s ouders en hoogstwaarschijnlijk ook om een hotelletje te vinden. Slapen in de auto zie ik niet zitten, maar als het niet anders kan, dan moet het maar. Mijn gedachten gaan uit naar de dating periode van Sasja en mij jaren geleden. Hij studeerde in Zwolle en woonde nog bij zijn ouders in Nieuwleusen. Zij waren niet blij met het feit dat hun zoon verkering had gekregen met een tien jaar oudere gescheiden vrouw met kinderen en naar hun huis kon ik alleen als zij weg waren. En op een impulsieve zondagavond reed ik na een klus in Utrecht door naar Zwolle en spraken Sasja en ik af in een gezellig Italiaans restaurantje. Na ons etentje bleek ik te moe om terug te rijden. Naar zijn huis kon ik ook niet, omdat zijn ouders thuis waren. En om middernacht als een dief in de nacht bij hun op de stoep staan voor een eerste kennismaking leek ons beiden geen goed idee. We zijn toen naar een park met een mooie vijver gereden in Nieuwleusen en daar heb ik -gewikkeld in een door Sasja het huis uit gesmokkeld dekbed- de nacht in mijn auto doorgebracht. Hoewel Sasja dolgraag bij me wilde blijven, paste hij met geen mogelijkheid bij mij op de achterbank. De nacht was zodoende eenzaam, oncomfortabel en kil, maar gek genoeg vond ik het niet erg. Het was juist een soort ongetemd gevoel van woeste vrijheid en avontuur dat me overviel op die koude nacht in september. En ik merk dat ik me weer zo voel. De onzekerheid van de nabije toekomst die aanspraak doet op mijn intellect en organisatietalent wakkert een latent verlangen naar avontuur in me aan. En dat voelt heerlijk. Ik voel me meer levend dan ik me in tijden heb gevoeld, zelfs gezien de twijfel van dit moment of ik er überhaupt ooit in ga slagen weer terug te keren naar mijn eigen tijd.

Het verschijnen van lantaarnpalen langs de snelweg, vertelt mij dat ik de randweg van Zwolle nader. Mijn dashboard klokje wijst even over half negen aan. In mijn borstkas voel ik het kloppen van mijn hart als ik denk aan de te nemen route naar Nieuwleusen. We schrijven 1999 en ik heb er geen flauw idee van of ik de bekende route vanaf de A28 via de N377 kan nemen richting Nieuwleusen. Voor mijn geestesoog zie ik de weg verschijnen en net als ik probeer in te schatten of deze al bestond in de vorige eeuw valt er een vervelend kwartje mijn bewustzijn binnen. Ik probeer het muntje weg te duwen, maar ik kan niet om de feiten heen. Ik bedenk me plotseling namelijk dat Sasja’s gezin pas sinds 2000 in Nieuwleusen is gaan wonen. Er is daar een nieuwe wijk ontwikkeld waar mijn schoonfamilie een huis heeft gebouwd. Sasja’s huis waar ik naar op weg ben, bestaat nog helemaal niet. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan om deze stommiteit. Ik pijnig mijn hersens om me de locatie van hun vorige woning te herinneren. Ik weet dat Sasja hiervoor in Balkbrug heeft gewoond, een aan Nieuwleusen grenzend plaatsje. Sasja heeft het gezellige, vrijstaande witte huis aan de rand van langgerekte weilanden en gezellige bossen wel eens aan me laten zien. Maar of ik het zo zal kunnen terug vinden is natuurlijk een tweede. Gelukkig is er zoiets als een telefoongids, maar dat is voor later zorg. Balkbrug kan ik ook bereiken via de N377, dus ik besluit deze afslag te nemen als ik de randweg van Zwolle voorbij ben. Misschien kan ik dan in de komende dertig minuten ergens langs deze weg een hotelletje of Bed & Breakfast vinden voor deze nacht. De lange, onverlichte eenbaansweg loopt glooiend door het donkere landschap.  De felle lichten van de tegemoetkomende auto’s razen voorbij. Ik heb me sinds het overlijden van Wander nooit op mijn gemak gevoeld op een eenbaansweg, maar deze weg, die ik al zo vaak heb gereden in mijn eigen eeuw, voelt niet ongemakkelijk.

Als ik Nieuwleusen nader en mijn snelheid minder, begint mijn net tot rust gekomen hart weer te roffelen in mijn borst. Alles is hier zo vertrouwd met dezelfde huizen langs de weg als ik me herinner. Als ik ter hoogte van de bakker het bordje ‘Nieuwleusen Centrum’ zie staan, sla ik  rechtsaf in plaats van rechtdoor te gaan richting Balkbrug. Het is net alsof ik steeds hoop dat deze nachtmerrie elk moment tot een einde kan komen. Wat als ik nu ongemerkt terug geswitcht ben naar 2014 en ik zo dadelijk ter hoogte van het Zuiderpark het gezellige, vrijstaande en vriendelijk verlichte huis van mijn schoonouders vind? Ze zullen raar opkijken en zich afvragen wat ik zo plotseling kom doen, maar me een dikke knuffel geven, een kop thee en een bed om in te slapen.

En alles lijkt er ongeveer hetzelfde te zijn als dat ik me kan herinneren. Ik rijd door de winkelstraat rechtdoor naar Nieuwleusen Zuid en zie tot mijn afschuw dat de weg er toch een stuk ouder uitziet. Ik moet het feit accepteren dat ik nog steeds in de verkeerde eeuw rondrijd. Maar dat wil ik niet en tot mijn blijdschap kan ik bij het Park gewoon rechtsaf en zie ik precies dezelfde huizen staan als in 2014. Hier op deze plek is er dus geen sprake van twilight zone achtige taferelen met paralelle universa waarin alles anders is. En wie weet switch ik zo als vanzelf terug naar waar ik hoor. Maar zodra ik de hoek om rijd, zie ik dat de villa van Sasja’s ouders er donker en onaf bij ligt. Hoewel er verschillende panden al wel gereed en bewoond zijn is dit bij het huis van mijn schoonouders helaas niet het geval. Waar de voortuin hoort te zijn ligt een uitgestrekte zandvlakte met naar wat het lijkt een omgevallen kruiwagen half bedolven onder wat bakstenen. Ik rijd erlangs en parkeer mijn auto onder een boom in een straat verderop. “Je zou dit niet moeten doen”, dendert het stemmetje door mijn hoofd. “Je moet op zoek naar een slaapplaats.” Ratelt het stug door. Maar ik stap uit de auto en loop rustig naar de nieuwbouwstraat. Voor de villa blijf ik staan. Alles is zo aardedonker en de ramen zonder glazen lijken me als oneindig duistere ogen aan te staren. Ik aarzel. “Zal ik er een rondje om heen lopen?” Een vragende stem vanuit mijn binnenste. Ik zie nog geen schutting of hekje en ik kan als ik wil zo het erf oplopen. Echter met het risico dat buren me zien en de politie bellen. En de politie is in dit geval mijn schoonvader. Ik schuif het idee door naar het land van onverstandige verzinsels. Het is onvoorstelbaar raar om voor dit bekende huis te staan, wat nu onmiskenbaar in aanbouw is. Zo donker en onbewoond. En dan te bedenken dat dit huis nog vijftien jaren voor zich heeft liggen totdat het op het punt is aangekomen waarop ik het als laatste zag. Wis en waarachtig sta ik hier in 1999. Er is geen ontkomen aan. Ik sluit mijn ogen en wrijf over mijn voorhoofd. Het avontuurlijke gevoel van eerder op de avond, is volkomen verdwenen en het is alsof er een band om mijn hart wordt getrokken. Steeds vaster en vaster. Ik voel me moederziel alleen en radeloos verloren als ik tracht iets van leven en licht te vinden in het verduisterde bouwwerk. “Ik moet hier weg!” Fluister ik hardop, terwijl een windvlaag zich dwars door mijn shirt baant. Ik heb geen jas aan en sla mijn armen over elkaar in een poging wat warmte te bewaren. Voorover gebogen met mijn armen strak om mijn lijf laat ik de plek achter die me ooit zo vertrouwd was en loop terug naar mijn auto.

Ik heb mijn auto hier al zo vaak geparkeerd. Op deze parkeerplaats onder deze boom als er geen plek was onder de carport van Sasja’s ouders. En nu zit ik hier weer en voel ik me totaal losgeslagen van alles wat mij lief en bekend is. Geen Sasja. Geen Viggo en Sterre. Alleen Jeroen en mijn ouders. En hoe veel ik ook van mijn ouders houd, de gedachte dat mijn kinderen nooit meer onderdeel zullen uitmaken van mijn leven, vervult me met een dusdanig gekmakend gevoel dat ik bijna in paniek raak. En wat dacht ik eigenlijk te vinden op deze plek uit het verleden? Ik denk terug aan de zinloze blijde verwachting die ik voelde toen ik Nieuwleusen in reed. En voor wat? Voor niks. Er is hier niets anders te bekennen dan duisternis. En eenzaamheid. Ik lijk wel volledig gek geworden in mijn onnozele idee om naar Overijssel te gaan. Daar sta ik dan in mijn eentje in een auto van vroeger op een plek waar ik in 1999 helemaal niet thuis hoor. “Je kunt nog terug.” Begint het stemmetje in mijn hoofd weer te ratelen. “En dan?” Zeg ik terug. Gezellig naast Jeroen in bed gaan liggen? Of logeren in mijn ouderlijk huis?” Ik zucht diep en schud mijn hoofd. “Hopeloos dit.” Zeg ik hardop. Maar met hier blijven zitten schiet ik ook niets op. Als ik überhaupt ooit nog ergens zal komen door op te schieten. “Tijd. Wat een fucked up concept anyway”, grom ik zachtjes, terwijl ik bruusk de autosleutel in het contact steek en de kleine Seat Ibiza grommend tot leven wek.

 

Lees HIER het volgende deel >>>

 

Copyright © 2016 Tanja Ortmans

Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.

Photo credits Creative Commons: Photo ‘The House’ by Skabeater (Flickr) edited by Tanja


Deel deze post met je vrienden:

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail