Nu is het mijn beurt om op het velletje van mijn duim te kauwen, terwijl ik mevrouw Hart aankijk. Dan ga ik verder. “Komt het er dan niet gewoon op neer dat u in de eerste staat bent van wakker bewustzijn in het hier en nu van uw Omgeving I en ik in de tweede staat van bewustzijn ben in mijn Omgeving III in een andere tijd en in een iets andere wereld dan zoals hij hoort te zijn in mijn verleden.”
“Precies!” Roept mevrouw Hart weer uit. “Je zou ook kunnen zeggen dat toen Robert Monroe naar Omgeving III afreisde en een stukje meeliep in het lichaam van die man, dat die man zich in Omgeving I bevond net als de mensen in zijn leven, maar dat dat voor Robert Monroe dus niet gold. Als je ervan uitgaat dat er zoiets bestaat als een parallel universum ten minste.” Mijn brein maakt inmiddels loopings en kronkelt alle kanten op om zich te kunnen wikkelen om de bovenmenselijke en buitenaardse metafysische concepten heen die hier worden besproken door twee vrouwen in een schaars verlichte salon ergens in Overijssel in het jaar negentiennegenennegentig.
“Wat op dit moment dus belangrijk is voor mij om te bepalen, is hoe mijn bewustzijn in dit jaar en in dit universum terecht is gekomen en hoe ik als de donder weer terug kan gaan waar ik vandaan kom.” Zeg ik onomwonden. Mevrouw Hart staat langzaam op en loopt naar het dressoir om nog een glaasje port in te schenken. Ik heb het gevoel dat ze onderwijl een antwoord op mijn probleem probeert te verzinnen. Terug bij de fauteuil gaat ze schuin zitten met haar linkerbeen onder haar rechterbovenbeen en billen gevouwen. Het voelt vertrouwd. Mijn moeder zit ook altijd zo.
“Om uit te vogelen hoe jij weer terug komt naar jouw heden is het belangrijk om het concept ‘tijd’ te begrijpen.” Gaat mevrouw Hart verder zodra ze zich helemaal genesteld heeft in haar stoel. “Tijd is namelijk niet echt. Het is een illusie. Het is iets wat wij hebben bedacht in dit universum, omdat wij in de ruimte waarin wij leven tijd ervaren. Alles gaat van verleden naar ons heden door naar de toekomst. We zien dat lineair als een rivier die stroomt van links naar rechts.”
“Dat weet ik”, vertel ik haar. “Ik ben in mijn heden Hypnotherapeut en daar heb ik veel te maken met regressie van cliënten naar het verleden maar ook met progressie naar eventuele toekomstige scenario’s. Ik laat mijn cliënten ook vaak een imaginaire lijn trekken op de vloer van mijn praktijk waarover ik ze laat lopen, terug of vooruit in de tijd.”
“Een mooi beroep als therapeut heb je, Celia.” Zegt het Hartenvrouwtje. “heb je ook al geprobeerd jezelf onder hypnose te brengen om te kijken wat er nu precies gebeurd is dat je hier terecht bent gekomen?” Vraagt ze dan.
“Dat heb ik inderdaad vanmiddag gedaan”, vertel ik haar. “Ik was echter niet in staat om de exacte details te zien van wat ik gisteravond, in 2014, gedaan heb vlak voor het slapen gaan. Ik weet het wel ongeveer, maar niet precies.”
“Weet je, meisje, morgenochtend komt mijn allerliefste tuinman om wat struiken en bomen bij te snoeien. Het is de afgelopen twee maanden ongelooflijk zonnig geweest met perioden van hevige buien. Vooral vorige maand, dus mijn tuin staat helemaal op springen en kan wel wat snoeiwerk gebruiken. Toevallig is mijn tuinman een oude vriend van mij die alles weet over tijd en tijdreizen. Wat zeg je me daarvan? Wat we kunnen doen morgen na het ontbijt is dat we jouw verhaal aan hem voorleggen om te kijken of hij misschien een oplossing heeft. Zou je daar wat voor voelen?” Ik knik heftig en kan me de toevalligheid van deze omstandigheden bijna niet voorstellen.
“Ik heb alle hulp nodig die maar denkbaar is en ik zou heel graag spreken met jouw tuinman. Hoe heet hij?”
“Mijn goede vriend de tuinman heet Wilhelm Wonders, maar we noemen hem meneer Rups. Deze bijnaam is ontstaan, omdat hij dol is op rupsen en bij het tuinieren heel voorzichtig omgaat met deze diertjes. Thuis heeft hij boeken vol over rupsen en als er kinderen zijn op het Witte Konijn laat hij de rupsen in alle kleuren van de regenboog aan ze zien en vertelt erover. In de zomer stikken we hier in de tuin van de bloemen en vlinders. En waar vlinders zijn, zijn rupsen.” Mevrouw Hart glimlacht en zet haar portglaasje op het zilveren dienblad neer. “Rups is het einde. Ik ken hem al lang. We zaten samen op de basisschool en hebben veel avonturen beleefd. Hij was een jaartje ouder dan ik en we plachten vaak te spelen in het groen, op weilanden, in ouwe schuren en we bedachten van die grootse fantasie verhalen die we dan uitspeelden als kind.” Glimlachend staart mevrouw Hart in de verte, waarbij beelden van vroeger ongetwijfeld langs haar geestesoog voorbij trekken. Bij mij springt er echter ineens een vervelende gedachte door mijn hoofd. Want wat als deze mevrouw Hart en meneer Rups gewoon hartstikke mesjogge zijn en ik zit opgezadeld met een enorm probleem en twee mensen die in LaLaLand leven? Maar zo snel als de gedachte mijn hoofd binnen kwam, verdwijnt deze ook weer. Dit hartenvrouwtje probeert mij met alle middelen die zij heeft te helpen. Zij heeft duidelijk veel verstand van zaken en ik vertrouw haar. En voor wat betreft haar childhood friend, dat zien we morgen wel weer. Als hij echt zo veel verstand heeft van tijd dan haal ik er wellicht wat uit dat ik kan gebruiken. Linksom of rechtsom, ik moet terug. Naar mijn man, naar mijn kinderen en naar mijn leven.
“Wil je nog een kopje thee om het af te leren?” Haalt mijn zorgzame gastvrouw me terug uit mijn overpeinzingen.
“De thee is heerlijk, echt verrukkelijk, maar ik denk dat het tijd is om lekker naar bedje te gaan nu”, zeg ik haar. Ik vond het werkelijk fantastisch om met u te spreken over al deze zaken. Dank u wel voor alle informatie die u mij heeft gegeven. Ik heb weer het een en ander om over na te denken.”
“Niets te danken, kind. Ik vind het geweldig om over metafysica te babbelen. Dat is weer eens wat anders. En morgen weer en dag en gaan we gewoon door met het onderwerp tijd. Met rups.” Dan staat ze op en loopt met het dienblad richting de deur van de keuken. Dan draait ze zich om. “Wat wil je morgenochtend voor ontbijt? Je bent een fruitliefhebber hè? Ik maak wel wat. Komt goed.” Dan verdwijnt ze zonder mijn antwoord af te wachten, met Dinah in haar kielzog, door de deur.
Ik sta langzaam op. Een beetje beduusd door haar plotselinge vertrek en vraag me af of het vuur in de haard gewoon kan blijven branden. Maar de kleine professor steekt dan haar hoofd om de deur en alsof ze mijn gedachten heeft gelezen zegt ze: “Ik laat het vuurtje gewoon uitbranden. Blijf gerust nog even zitten hoor als je dat fijn vindt.” Ik knik glimlachend naar haar en blijf nog even zitten om mijn kopje leeg te drinken.
Nu mevrouw Hart is verdwenen en de stilte van de salon over me heen wordt gedrapeerd als een mantel, voel ik de kou die door mijn kleding heen dringt. En geen onzichtbare mantel die deze kou kan tegenhouden. Ik moet nu naar boven. Naar mijn kamer. Door een onverlicht, oud en krakend landhuis. En dan slapen. Hopend dat meneer Rups me morgen de wijsheid en kennis kan geven die ik nodig heb om terug te keren naar waar ik thuishoor.
Lees HIER het volgende deel >>>
Copyright © 2016 Tanja Ortmans
Disclaimer: Elke overeenkomst met bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen -in leven of overleden-, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.
Photo credits Creative Commons: Photo ‘Wonderland’ by Hldrmn (Flickr)
Deel deze post met je vrienden: